Doel
Lees de onderstaande opmerkingen met belangrijke instellingsinformatie en oplossingen voor problemen over individuele back-updoeltypes.
Lokaal/extern back-updoel:
- Als u nieuwe externe schijven als back-updoel wilt gebruiken, moeten de schijven mogelijk worden geformatteerd.
- Voor u een back-uptaak maakt, moet u controleren of de externe schijven correct zijn aangesloten op uw Synology NAS. Ga naar Configuratiescherm > Externe apparaten om de status van de USB/eSATA-schijven te controleren. Externe schijven kunnen niet als back-updoel worden gebruikt als de schijf geïnitialiseerd, geformatteerd of defect is.
- Extern gekoppelde gedeelde mappen kunnen niet als back-upbron of -doel worden geselecteerd.
- Als een gecodeerde gedeelde map is ontkoppeld, kan deze niet als back-updoel worden gekozen.
- Het bestandssysteem van het doel ondersteunt ext4, Btrfs, FAT, NTFS, HFS+ en PetaSpace.
- De volgende gedeelde mappen kunnen niet als back-updoel worden geselecteerd: photo, surveillance, home en homes.
- U kunt de toegangsbevoegdheid van een back-uptaak instellen door de bevoegdheid van de back-updoelmap via File Station te bewerken:
- Een gebruiker kan gegevens van een back-updoel terugzetten als hij leesrechten voor elk bestand/map in de back-updoelmap heeft.
- Een gebruiker kan back-upversies van een back-updoel verwijderen als hij schrijfrechten voor elk bestand/map in de back-updoelmap heeft.
- Alleen de eigenaar van de back-uptaak kan de optie Nu back-uppen uitvoeren. de standaardeigenaar van de back-uptaak is de opsteller van de taak. U kunt de eigenaar van een back-uptaak wijzigen door de eigenaar van de back-updoelmap via File Station te bewerken.
- Een groep kan geen taakeigenaar zijn.
Extern rsync-back-updoel:
- de volgende modi zijn beschikbaar voor het maken van een back-uptaak met rsync-compatibele servers als netwerkback-updoel: rsync daemon modus wordt gebruikt als u een back-upmodule (gedeelde map op de rsync-compatible server) selecteert in het vervolgkeuzemenu naast Back-upmodule. remote shell modus wordt alleen ingeschakeld als u een absoluut pad invoert (beginnend met "/") bij Back-upmodule.
- Wilt u toegang tot een doelserver via internet met behulp van de desbetreffende hostnaam, dan moet de hostnaam het formaat FQDN (Fully Qualified Domain Name) hebben, bijvoorbeeld abc.bcd.com.
- Bij het maken van een back-up van de ene naar een ander Synology NAS-apparaat wordt u gevraagd om de gebruikersnaam en het wachtwoord van een account op de bestemming in te voeren. Bij het back-uppen naar gedeelde mappen van een andere Synology NAS kunt u dit uitvoeren volgens de ingestelde toegangsrechten van de mappen. Alleen de gedeelde mappen waarvoor de opgegeven gebruikersaccount toegangsrechten heeft, worden weergegeven. Controleer uw toegangsrechten als u de gewenste map niet op de bestemming kunt vinden.
- Overdrachtscodering wordt enkel ondersteund als de doelserver netwerkback-up ondersteunt en het verificatiewachtwoord niet leeg is.
- de modus Remote shell ondersteunt alleen overdrachtscodering.
- Als u een back-up maakt van bestanden naar een Synology NAS via een rsync-client een rsync-compatibele server, moet u de bestanden een UTF-8-codering hebben.
- Als u een back-up maakt van bestanden op uw Synology NAS naar een rsync-compatibele server, moet u de juiste naam en het correcte wachtwoord voor de rsync-back-upaccount invoeren. U moet ook de juiste back-upmodule met schrijfrechten kiezen.
Synology C2 Backup back-updoel:
- Om bestanden te back-uppen op Synology C2 Backup-service moet u een Synology-account hebben.
- Back-uptaak zal starten na uw verificatie bij Synology C2-service.
- Iedere taaknaam moet uniek zijn en kan 1 tot 32 unicodetekens bevatten, behalve de volgende tekens:
~ ` ! @ # $ % ^ & * ( ) - _ = + [ { ] } \ | ; : ' " < > / ?
- Eens de back-uptaak is ingesteld met codering aan clientzijde ingeschakeld kunt u de codering aan clientzijde niet langer uitschakelen en kan het wachtwoord niet meer worden gewijzigd. Voor betere back-upprestaties wordt gegevenscompressie altijd ingeschakeld.
- Selecteert u Codering aan clientzijde inschakelen, dan is uw wachtwoord/coderingssleutel nodig om gegevens op de Synology C2 Backup webpagina terug te zetten. Verlies van wachtwoord/coderingssleutel resultaart in permanent verlies van geback-upte gegevens.
- Versievergrendeling wordt mogelijk niet ondersteund tijdens het Betaprogramma.
- Bewaarbeleid voor back-upversies opgeslagen op Synology C2-service tijdens het Betaprogramma:
- bewaar de laatste versie van elke dag in de afgelopen 7 dagen.
- bewaar de laatste versie van elke week in de afgelopen 30 dagen.
WebDAV-back-updoel:
- back-upbestanden worden opgeslagen in de geselecteerde Map op de WebDAV-server en de geselecteerde directory.
- Het standaard serveradres begint met het voorvoegsel http:// (bijv. http://SERVER_ADRES:5005/PAD).
- Voor de gecodeerde verbinding moet het serveradres beginnen met het voorvoegsel http:// (bijv. http://SERVER_ADRES:5006/PAD).
- Bepaalde back-upbestanden hebben geen specifieke bestandsnaamextensies. De WebDav-server ondersteunt alle bestanden, met of zonder bestandsnaamextensies.
- Bij het instellen van de WebDAV-server via Internet Information Services op Windows moet u de bestandsnaamextensies . en .* toevoegen aan MIME-type.
Amazon S3-back-updoel:
- er zijn verschillende opties beschikbaar voor het maken van back-uptaken met Amazon S3 als netwerkback-updoel, zoals overdrachtcodering, back-up naar Amazon S3 RRS (Reduced Redundancy Storage) en andere opties. Denk eraan dat bepaalde opties, zoals overdrachtcodering, de snelheid van back-uptaken kunnen verlagen.
- Back-upbestanden worden opgeslagen in de op Amazon S3-server geselecteerde Bucket en de ingestelde sleutelwaarde begint met de door u gekozen directorynaam.
- Alleen gewijzigde/toegevoegde gegevenssegmenten worden geback-upt naar Amazon S3-server.
- Iedere Bucket op Amazon S3 moet een unieke naam hebben. Daarnaast moet de naam:
- een bereik van 3 tot 63 tekens hebben
- alleen kleine letters, getallen, punten (.) en streepjes (-) bevatten
- beginnen en eindigen met een nummer of letter en mag de naam niet eindigen met streepje (-), geen twee opeenvolgende punten en geen streepjes naast punten bevatten (zo zijn "my-.bucket.com" en "my.-bucket" ongeldig).
- De maximumlengte van een Amazon S3-SLEUTEL is 1024 tekens. Om een succesvolle back-up naar Amazon S3 van enkele versietaken te garanderen, mag de padlengte min het aantal tekens van de doelmap en bestandsnaam niet langer zijn dan 1024 tekens.
- Storage Class ondersteunt Amazon S3 Standard, Amazon S3 RRS (Reduced Redundancy Storage) en Amazon S3 Standard - Infrequent Access (standaard - IA):
- Als u Amazon S3 RRS-ondersteuning inschakelt, worden alleen gewijzigde gegevens naar RRS-opslag geback-upt. Dit betekent dat gegevens die al in de standaardopslag van Amazon S3 zijn geback-upt niet nogmaals naar RRS worden geback-upt.
- Schakelt u Amazon S3 Standard - IA-ondersteuning in, dan wordt alleen gegevensinhoud naar Standard - IA-opslag geback-upt en de rest (bijv. configuratiebestand en index) naar Amazon S3-standaardopslag.
- Het verplaatsen van geback-upte bestanden van Amazon S3 naar Amazon Glacier wordt niet ondersteund. Als bestanden via de AWS-beheerconsole van Amazon S3 naar Amazon Glacier worden verplaatst, kunnen de back-uptaken mislukken.
- Het back-uppen van bestanden naar virtueel gehoste buckets met SSL wordt niet ondersteund.
- Bij de overdracht van een bestand wordt het bestand opgedeeld in delen (partities). De partitielimiet kunt u instellen met de optie Multipart upload-partitiegrootte in taakinstelling en heeft een standaardwaarde van 512MB. Is de netwerkomgeving niet stabiel, dan wordt een kleinere waarde voor deze optie aangeraden.
Microsoft Azure-back-updoel:
- er zijn verschillende opties beschikbaar voor het maken van back-uptaken met de Microsoft Azure-server als netwerkback-updoel, zoals overdrachtcodering. Denk eraan dat bepaalde opties, zoals overdrachtcodering, de snelheid van back-uptaken kunnen verlagen.
- Alleen gewijzigde/toegevoegde gegevenssegmenten worden geback-upt naar Microsoft Azure-server.
- Elke Container op Microsoft Azure moet een unieke naam hebben. Daarnaast moet de naam:
- een bereik van 3 tot 63 tekens hebben
- mag de naam alleen kleine letters, getallen en streepjes (-) bevatten
- beginnen en eindigen met een nummer of letter en mag de naam geen opeenvolgende streepjes bevatten.
- De maximumlengte van een Microsoft Azure-Blob-naam is 1024 tekens. Om een succesvolle back-up naar Microsoft Azure van enkele versietaken te garanderen, mag de padlengte min het aantal tekens van de doelmap en bestandsnaam niet langer zijn dan 1024 tekens.
- De waarschuwingsmelding van de verificatiefout kan worden veroorzaakt door de onjuiste verificatie-informatie, een netwerkverbindingsprobleem of doordat de tijd op uw Synology NAS niet overeenkomt met die van de externe server. Om de tijdsinstelling te controleren op uw Synology NAS gaat u naar Configuratiescherm > Regionale opties > Tijd om de tijd te synchroniseren met de NTP-server.
OpenStack Swift-back-updoel:
- back-upbestanden worden opgeslagen in de geselecteerde Container op de OpenStack Swift-server en de geselecteerde directory.
- De gegevensstructuur van OpenStack Swift bevat een paar van Container en Object zonder mapstructuur.
- Elke container op OpenStack Swift moet een unieke naam hebben en de naam moet aan de volgende regels voldoen:
- De naam mag 1 tot 256 tekens bevatten.
- Er mag geen schuine streep (/) worden gebruikt.
IBM Softlayer-back-updoel:
- back-upbestanden worden opgeslagen in de door u op IBM Softlayer-server geselecteerde Regio en Container.
- IBM Softlayer gebruikt OpenStack Swift-protocol voor gegevensoverdracht.
- De gegevensstructuur van IBM Softlayer bevat een paar van Container en Object zonder mapstructuur.
- Elke container op IBM Softlayer moet een unieke naam hebben en de naam moet aan de volgende regels voldoen:
- De naam mag 1 tot 256 tekens bevatten.
- Er mag geen schuine streep (/) worden gebruikt.
Rackspace-back-updoel:
- back-upbestanden worden opgeslagen in de door u op Rackspace-server geselecteerde Regio en Container.
- Rackspace gebruikt OpenStack Swift-protocol voor gegevensoverdracht.
- De gegevensstructuur van Rackspace bevat een paar van Container en Object zonder mapstructuur.
- Elke container op Rackspace moet een unieke naam hebben en de naam moet aan de volgende regels voldoen:
- De naam mag 1 tot 256 tekens bevatten.
- Er mag geen schuine streep (/) worden gebruikt.
Amazon Drive back-updoel:
- Amazon Drive gebruikt OAuth 2.0 voor verificatie.
- Back-upbestanden worden opgeslagen in de op de Amazon Drive-server gekozen map.
- Iedere map op Amazon Drive moet een unieke naam hebben en mag geen speciale tekens bevatten.
- Verbindingen met Amazon Drive worden standaard gecodeerd.
Dropbox-back-updoel:
- Dropbox gebruikt OAuth 2.0 voor verificatie.
- back-upbestanden worden opgeslagen in de geselecteerde Map op de Dropbox-server en de geselecteerde directory.
- Elke map op Dropbox moet een unieke naam hebben en de naam moet aan de volgende regels voldoen:
- De naam mag 1 tot 256 tekens bevatten.
- Er mag geen schuine streep (/) of backslash (\) worden gebruikt.
- De verbinding met Dropbox is standaard gecodeerd.
Google Drive-back-updoel:
- Google Drive gebruikt OAuth 2.0 voor verificatie.
- back-upbestanden worden opgeslagen in de geselecteerde Map op de Google Drive-server en de geselecteerde directory.
- Elke map op Google Drive moet een unieke naam hebben en er mag geen schuine streep (/) in de naam staan.
- De verbinding met Google Drive is standaard gecodeerd.
hubiC-back-updoel:
- back-upbestanden worden opgeslagen in de geselecteerde Container op de hubiC-server en de geselecteerde directory.
- hubiC gebruikt OAuth 2.0 voor verificatie en gebruikt OpenStack Swift-protocol voor gegevensoverdracht.
- De gegevensstructuur van hubiC bevat een paar van Container en Object zonder mapstructuur.
- Elke container op hubiC moet een unieke naam hebben en de naam moet aan de volgende regels voldoen:
- De naam mag 1 tot 256 tekens bevatten.
- Er mag geen schuine streep (/) worden gebruikt.
HiDrive-back-updoel:
- back-upbestanden worden opgeslagen in de geselecteerde Map op de HiDrive-server en de geselecteerde directory.
- De verbinding met de HiDrive-server is standaard gecodeerd.
- Voor gedetailleerde informatie over het instellen van een STRATO HiDrive-account raadpleeg dit artikel.
- De verbinding met HiDrive gebruikt het rsync-protocol voor gegevensoverdracht. Daarom worden geen gratis HiDrive-accounts ondersteund. Raadpleeg de productspecificaties.
SFR NAS Backup-back-updoel:
- er zijn verschillende opties beschikbaar voor het maken van back-uptaken met de SFR NAS Backup-server als netwerkback-updoel, zoals overdrachtcodering. Denk eraan dat bepaalde opties, zoals overdrachtcodering, de snelheid van back-uptaken kunnen verlagen.
- Back-upbestanden worden opgeslagen in de geselecteerde Bucket op de SFR NAS Backup-server, en de ingestelde sleutelwaarde begint met de door u gekozen directorynaam.
- Alleen gewijzigde/toegevoegde gegevenssegmenten worden geback-upt naar SFR NAS Backup-server.
- Iedere Bucket op SFR NAS Backup moet een unieke naam hebben. Daarnaast moet de naam:
- een bereik van 3 tot 63 tekens hebben
- alleen kleine letters, getallen, punten (.) en streepjes (-) bevatten
- beginnen en eindigen met een nummer of letter en mag de naam niet eindigen met streepje (-), geen twee opeenvolgende punten en geen streepjes naast punten bevatten (zo zijn "my-.bucket.com" en "my.-bucket" ongeldig).
- De maximumlengte van een SFR NAS Backup-SLEUTEL is 1024 tekens. Om een succesvolle back-up naar SFR NAS BACKUP van enkele versietaken te garanderen, mag de padlengte min het aantal tekens van de doelmap en bestandsnaam niet langer zijn dan 1024 tekens.
- Bij de overdracht van een bestand wordt het bestand opgedeeld in delen (partities). De partitielimiet kunt u instellen met de optie Multipart upload-partitiegrootte in taakinstelling en heeft een standaardwaarde van 64MB. Is de netwerkomgeving niet stabiel, dan wordt een kleinere waarde voor deze optie aangeraden.
hicloud S3-back-updoel:
- er zijn verschillende opties beschikbaar voor het maken van back-uptaken met de hicloud S3-server als netwerkback-updoel, zoals overdrachtcodering. Denk eraan dat bepaalde opties, zoals overdrachtcodering, de snelheid van back-uptaken kunnen verlagen.
- Back-upbestanden worden opgeslagen in de geselecteerde Bucket op de hicloud S3-server, en de ingestelde sleutelwaarde begint met de door u gekozen directorynaam.
- Alleen gewijzigde/toegevoegde gegevenssegmenten worden geback-upt naar hicloud S3-server.
- Iedere Bucket op hicloud S3 moet een unieke naam hebben. Daarnaast moet de naam:
- een bereik van 3 tot 63 tekens hebben
- alleen kleine letters, getallen, punten (.) en streepjes (-) bevatten
- beginnen en eindigen met een nummer of letter en mag de naam niet eindigen met streepje (-), geen twee opeenvolgende punten en geen streepjes naast punten bevatten (zo zijn "my-.bucket.com" en "my.-bucket" ongeldig).
- De maximumlengte van een hicloud S3-SLEUTEL is 255 tekens. Om een succesvolle back-up naar hicloud S3 van enkele versietaken te garanderen, mag de padlengte min het aantal tekens van de doelmap en bestandsnaam niet langer zijn dan 1024 tekens.
- Bij de overdracht van een bestand wordt het bestand opgedeeld in delen (partities). De partitielimiet kunt u instellen met de optie Multipart upload-partitiegrootte in taakinstelling en heeft een standaardwaarde van 512MB. Is de netwerkomgeving niet stabiel dan wordt een kleinere waarde voor deze optie aangeraden.
Andere S3-compatibele back-updoelen:
- om andere S3-compatibele clouds te gebruiken, voer het IP-adres/domein van de gewenste S3-compatibele cloud in het veld S3 Server in.
- Bij gebruiksproblemen raadpleeg de relevante documentatie of neem contact op met de S3-compatibele cloudserviceprovider.
- Google Cloud Storage kan ook dienen als S3-compatibele back-updoel met de optie interoperabiliteit ingeschakeld.
Opmerking:
- tijdens het back-uppen van bestanden naar cloudgebaseerde doelen zal de lokale index 1 tot 4% van de opslag gebruiken van hetzelfde volume dat door Hyper Backup wordt gedeeld.